Onlangs stond in de NRC een artikel over een werkneemster die zich negatief had uitgelaten over haar werkgever. De casus was als volgt.
De werkneemster in kwestie was erachter gekomen dat collega’s in een vergelijkbare functie meer verdienden dan zij. Dat vond zij onrechtvaardig. Zij kaartte dit aan bij haar werkgever, doch, ondanks herhaalde verzoeken, veranderde er niets. Dit vormde voor de werkneemster in kwestie reden om zich extern te gaan oriënteren.
Tijdens de zoektocht naar een nieuwe baan liet deze werkneemster zich tegenover collega’s in een besloten WhatsApp-groep negatief en schertsend uit over haar huidige werkgever. Tevens vroeg zij aan twee van haar collega’s of ze mee over zouden willen stappen naar een concurrerend bedrijf. De werkneemster was van mening dat zij een grotere kans zou hebben om te worden aangenomen als zij als team de overstap naar de concurrent zouden maken.
De werkgever kreeg lucht van dit alles en vroeg de rechter om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van verwijtbaar handelen. De werkgever voerde hierbij aan dat de werkneemster in kwestie negatieve en gezagsondermijnende uitspraken had gedaan over leidinggevenden en directieleden, alsook dat de werkneemster in een presentatie bij haar potentiële nieuwe werkgever vertrouwelijke klantinformatie en foto’s had gebruikt. De werkneemster betwistte alle beschuldigingen. Zij voerde aan dat de opmerkingen in de WhatsApp-groep uit hun context waren gehaald en bovendien over het algemeen grappend bedoeld waren, passend bij de cultuur binnen het bedrijf. Tevens voerde zij aan absoluut geen vertrouwelijke informatie te hebben gebruikt, alsook dat de collega’s in kwestie uit eigen overweging hadden gehandeld. De rechter zag dit anders.
De rechter oordeelde dan ook dat er wel degelijk sprake was van verwijtbaar handelen. De reden hiervan was dat de samenwerking tussen de werkneemster in kwestie en de twee collega’s heimelijk werd en ook tot doel kreeg om de huidige werkgever te schaden. Daarnaast oordeelde de rechter dat de uitspraken in de WhatsApp-groep over de grens van het toelaatbare gingen. Het gevolg van dit alles was dat de arbeidsovereenkomst werd beëindigd. Desalniettemin werd de werkneemster in kwestie wel een transitievergoeding toegekend. De reden hiervoor was gelegen in het feit dat er geen echte schade was geleden en de negatieve uitspraken in de besloten WhatsApp-groep niet aan derden waren geopenbaard.
Het komt met regelmaat voor dat werknemers al dan niet terecht ontevreden zijn over hun werkomgeving, dan wel over hun leidinggevende. De les die uit bovenstaande geleerd kan worden is: “bezint eer gij begint”. Als vuistregel zou men kunnen nemen: “wat men niet wil dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet”.
Mocht u nu ook te maken hebben met een werksituatie waarin u alles behalve gelukkig bent, neemt u dan contact met ons op om uw mogelijkheden te bespreken. Wendt u dus tot ons en begin vooral geen WhatsApp-groep om uw ongenoegen te uiten.
Door Olivier Huisman