Op 25 april 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep, de hoogste bestuursrechter in sociale zekerheidszaken, een belangrijke uitspraak gedaan over de ontvangst van immateriële schadevergoeding na letselschade en de gevolgen voor het recht op een uitkering op grond van de Participatiewet (bijstandsuitkering), ECLI:NL:CRVB:2023:909. In dit artikel gaan wij nader op deze uitspraak in.
Recht op bijstand ontstaat onder meer als er onvoldoende inkomen of eigen vermogen is om in het levensonderhoud te voorzien. Het inkomen is dan lager dan het sociaal minimum, oftewel; de bijstandsnorm. De gemeente controleert of er niet meer financieel vermogen is dan de grens die de bijstand daaraan stelt. Als er te veel vermogen is, dan bestaat er geen recht op bijstand, dan wel wordt de bijstandsuitkering ingetrokken. In deze uitspraak staat dat laatste centraal. De gemeente heeft de bijstandsuitkering van meneer X ingetrokken. Dit na ontvangst van een immateriële schadevergoeding voortvloeiende uit een ongeval dat hij heeft gehad.
De gemeente stelt zich op het standpunt dat na ontvangst van de schadevergoeding, meneer X te veel vermogen heeft, waardoor hij niet meer voldoet aan de bijstandsnorm. Daarom heeft hij geen recht meer op bijstand. De gemeente heeft 2/3 deel van de schadevergoeding aangemerkt als vermogen.
Bij ontvangst van immateriële schadevergoeding dient een deel van dit bedrag niet in aanmerking te worden genomen als vermogen. Hoeveel dit deel is, bepaalt de gemeente. De gemeente moet zorgvuldig onderzoeken en motiveren welk deel van het bedrag zij wél rekent tot het vermogen en welk deel niet.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat, als het gaat om immateriële schadevergoeding bij letselschade, er gekeken moet worden naar de leeftijd van de bijstandsgerechtigde en welke leeftijd de statistische eindleeftijd is. In deze kwestie is meneer X 56 jaar oud en bedraagt de statistische eindleeftijd 86 jaar. Daardoor moet meneer X (statistisch gezien) 30 jaar overbruggen met letsel.
Vervolgens wordt er berekend welk bedrag per maand resteert aan immateriële schadevergoeding gedurende deze 30 jaren, op basis waarvan de Raad heeft geoordeeld dat de gemeente in redelijkheid niet tot het oordeel had kunnen komen dat de immateriële schadevergoeding uit het oogpunt van bijstandverlening onverantwoord is. Het gehele bedrag aan immateriële schade had vrijgesteld moeten worden en aldus niet als vermogen moeten worden aangemerkt. Het recht op bijstand voor meneer X blijft daarmee bestaan.
Uit het bovenstaande valt af te leiden dat gemeenten niet zonder meer mogen overgaan tot het korten of beëindigen van het recht op bijstand nadat er een schadevergoeding door letselschade is uitgekeerd.
Wilt u hier meer over weten of kampt u met een soortgelijke problematiek? Neemt u dan gerust contact op met een van de specialisten bij Van Dijk c.s. Advocaten, wij kijken graag met u mee.