Op 27 maart jl. deed het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch een opvallende uitspraak in een strafzaak. De zaak betrof een motoragent die tijdens een achtervolging tegen het stuur van de achtervolgde scooterrijder duwde, waardoor de scooterrijder viel en ernstig letsel opliep.
Naar aanleiding van een melding van een woninginbraak, waarbij twee personen op een donkere scooter zouden zijn weggereden, hebben twee motoragenten de achtervolging op deze scooter ingezet. De motoragent en zijn collega zien dat de scooterrijder zonder helm en tegen de rijrichting inrijdt, met een te hoge snelheid. De motoragent gaat naast de scooter rijden, maakt oogcontact en roept al wijzend dat hij moet stoppen. In eerste instantie vermindert de scooterrijder zijn snelheid, waarna de motoragent dit ook doet. De motoragent verklaart dat hij daarna ziet dat de scooterrijder opnieuw gas geeft, waarna de motoragent besluit hem tot stoppen te dwingen. De motoragent geeft een duw tegen het stuur van de scooter, waardoor de scooterrijder ten val komt. Het doel hiervan is om een einde te maken aan de achtervolging door de scooterrijder uit balans en ten val te brengen, om hem daarna te kunnen aanhouden.
Bij de val loopt de scooterrijder ernstig letsel op: deze bestaan uit een breuk van de oogkas en een verbrijzelingsbreuk van de bovenkaak en jukbeen, een breuk in het rechter gewricht tussen schedelbasis en halswervelkolom en een hersenschudding.
Het hof oordeelt dat “de kans dat de scooterrijder, zonder helm rijdend op een scooter met een snelheid van 20 tot 30 km/u, door een (onverwachte) duw tegen het stuur van de scooter ten val zou komen op het verharde wegdek en daarbij de dood zou vinden dan wel zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, reëel was”. Daarmee bestond er een aanmerkelijke kans dat de dood c.q. zwaar lichamelijk letsel zou intreden. Het hof oordeelt dat de motoragent anders had moeten handelen en ook anders had kúnnen handelen. Kortom: het handelen van de motoragent is in aanmerkelijke mate verwijtbaar onvoorzichtig.
Het hof veroordeelt de motoragent tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaar.
De scooterrijder had een vordering benadeelde partij ingesteld van € 5.755,- aan materiële en immateriële schade, waarvan € 106,- aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade is toegewezen.
Wat vindt u van bovengenoemde veroordeling?
Voor al uw strafzaken kunt u terecht bij Van Dijk c.s. Advocaten. Tevens is het mogelijk om u te voegen in een strafproces teneinde uw schade vergoed te krijgen, zoals ook het geval was in deze zaak. Ook voor een voeging benadeelde partij kunt u bij ons terecht.
(Uitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2019:1178, Hof ’s-Hertogenbosch d.d. 27-03-2019)